Skip

 Hij moest niet zoveel hebben van de rest. Veel te druk en beweeglijk, allemaal samen op een over elkaar heen krieoelend kluitje. Hem niet gezien. Hij keek het rustig in zijn uppie vanuit een hoekje van het hok met een cynische blik aan. "Díe", en ik wees op de hagelwitte donzige puppy in de hoek. Buiten liep hij me direct overal achterna, hij knuffelde, en liet zijn doorzettingsvermogen zien toen hij over de hoge drempel van het huis probeerde te klimmen met zijn piepkleine lijfje, wat uiteraard lukte. Geen opgever. Wel trouw, rustig, en vriendelijk. Gezonde wantrouw naar iedereen tot het tegendeel bewezen is. Match made in heaven.

Thuis was het alsof hij er altijd al was geweest. Katten? Geen probleem. Wekenlang nadenken over een goede naam. Tot hij een handstand (voorpootstand?) maakte in de voortuin na een grote boodschap: Skip.

Ik had nooit een pup opgevoed maar Skip maakte het me makkelijk. Er viel weinig aan op de voeden, hij was vanzelf al goed. We trokken veel bekijks tijdens onze wekelijkse België-tripjes. Hij zag zelfs nog illegaal Parijs. Wist ik veel dat hij daarvoor eerst allerlei vaccinaties nodig had. Maar hij had wel mooi Parijs gezien en onder de Eiffeltoren doorgelopen, vanuit een hondentas op de rand van de brug de Seine gezien. 

Hij bleek een echte natuurhond. Rennend over de strandjes langs de Maas, af en toe een slokje water drinken, lekker struinen, grazen tussen de koeien, klauteren over rotsen, door weer en wind. De natuur maakte Skip het meest gelukkig. 

Toen ik mijn vader na vele jaren teruggevonden had en voor de tweede keer bij hem op bezoek ging in Den Haag en naar het verkeerde huis liep, overtuigd van mijn gelijk, liep Skip doodgemoedereerd de andere kant op, naar het goede huis. Hij had een feilloos GPS-systeem in zijn hersenen. Hij was niet zomaar een hond.

Als hij in een mensenlichaam was geboren had hij vast diverse labels opgeplakt gekregen. Hoogbegaafdheid in de eerste plaats, met in het kielzog hoogsensitiviteit naar mens en dier. 

Er kwam een rode kitten in ons leven toen Skip een jaar oud was. Via marktplaats, belandend in een donker bos over modderige wegen, en een evenzo modderige gang naar de caravan tussen de bomen waar een nestje rode kittens was geboren. Milo.

Milo was net zo gevoelig als Skip en vanaf de eerste kennismaking waren ze onafscheidelijk. Alles deden ze samen, verstrengeld in elkaars pootjes slapen, stoeien, van de zon genieten in de tuin. Samen vanaf de vensterbank de hele dag naar buiten kijken. Ja, een hond in de vensterbank trok ook wat bekijks. En zo belandde hij dan ook in twee huizen op Google Street View. 

Van de stad verhuisden we met de hele beestenboel naar een boerderijtje op het platteland. Skip had zijn plek gevonden, hij was waar hij hoorde. Wij allemaal eigenlijk. Er kwamen kippen bij, en konijnen, en Skip accepteerde ieder dier met liefde en nieuwsgierigheid. "Een hond met katten, kippen, konijnen...hoe doe je dat?" werd me regelmatig gevraagd. Ik deed niks. Zo was Skip. Skip had respect voor al het leven. Ook voor de muis die de kat levend en wel in huis had afgeleverd en waar hij samen met de kat geamuseerd naar zat te kijken. De muis volkomen op zijn gemak. 

Iets wat mooi is duurt niet lang. Het noodslot sloeg vrij snel toe nadat we onze droomplek hadden gevonden. Als eerste overleed de allerbeste kat die ooit bestaan heeft, de oudste van ons allemaal, evenzo uniek als Skip. Mijn liefste Barney stierf in mijn armen na 18 jaar mijn gehele volwassen leven bij me te zijn geweest. Skip sloeg een paniekerige kreet. Het was voor hem de eerste keer dat hij de dood zag, om zich daarna te ontfermen over het lichaam van Barney als ik het even had losgelaten. Snuffelen, en dan ernaast liggen. Als ik sliep, waakte Skip voor de kamer waar Barney lag, tot we naar het crematorium gingen.

Hij begreep het. Hij begreep mij. Beter dan de mensen om mij heen deden. Want voor hen was het "maar een kat". 

De dood liet ons niet met rust. De dood kwam konijnen halen, kippen, nog een kat, en nog een kat, en elke keer was Skip daar. Eropstaand betrokken te worden in het afscheid. Waken, erbij zijn als een dier begraven werd in de tuin, we deden het elke keer samen. Hij leed evenveel als ik. 

En op een dag in oktober werd in een seconde zijn beste maatje Milo doodgereden voor ons huis. Ik vond het erger voor hem dan voor mijzelf. In Skip veranderde er iets: de onbezorgdheid, het altijd vrolijk zijn, het was verdwenen om nooit meer terug te komen door die automobilist die onze Milo had doodgereden en niet eens de moeite had genomen bij ons aan te bellen. De betreffende persoon was gewoon doorgereden. Bij mensen staat daar een flinke straf op,  en ook bij dieren is het illegaal maar who cares? We cared.

Omdat Milo zo van de tuin hield, maakten we voor hem een uitzondering en begroeven hem als enige kat in de tuin. Skip en ik naast elkaar. Er ging een schok door hem heen toen de eerste schep aarde op het kistje belandde. 

Hij was inmiddels bijna al zijn vriendjes kwijtgeraakt. Er was nog maar 1 kat over die er al was toen Skip in ons midden kwam. Hij torste het lijden van anderen en het gemis van wie we kwijt waren op zijn kleine schoudertjes mee. 

Mijn vader, terminaal ziek, woonde even bij ons in. En Skip week niet van zijn zijde. Hij bleef zorgen. Samen zaten ze elke dag naast elkaar op de bank, er werd een band gekweekt tussen Skip en mijn vader die geen huisdieren gewend was, maar bleek te genieten van de dieren om hem heen. 

Mijn vader belandde in het ziekenhuis  en van daaruit in het verzorgingshuis waar we dagelijks op bezoek gingen. Skip voorop, voor ons uit rennend, de automatische deuren door, de gemeenschappelijke ruimte door, wachten bij de lift tot iemand op het knopje drukte, met de lift naar boven, en zodra de deuren openden rende hij de gang door naar de kamer van mijn vader waar de deur altijd op een kiertje stond. Die Skip dan verder openduwde en als eerste binnen trippelde. Daarna vaak bij hem op bed liggend. "Het is bijzonder hondje, daar mag niks mee gebeuren", waren de woorden die mijn vader in die tijd sprak en die me altijd bij bleven. 

Skip en ik namen afscheid van mijn vader. Nog enkele jaren zei ik tijdens het uitlaten "even naar papa?", en dan sloeg hij meteen rechtsaf, de begraafplaats op. 

Alsof al die dood niet genoeg was, kwam zijn baasje op een dag niet meer thuis. Hij had al maanden een andere vriendin, zo bleek. Hij had het voor elkaar gekregen om met zijn leugens en sympathieke voorkomen iedereen voor zich te winnen. Dat hij ons bestaan al jarenlang financieel stelselmatig naar de afgrond stuurde, dat wist waarschijnlijk niemand. Iets met achter gesloten deuren. 

Skip, en de rest, wij allemaal, bleven plotsklaps achter in een pandemie waarin ik als zzp'er mijn werk en gezondheid was kwijtgeraakt, zonder een cent of enig mededogen. Het baasje kwam in het begin nog wekelijks een tas boodschappen brengen, maar daar stopte hij ook opeens mee. We beten op een houtje terwijl hij ondanks zijn gemaakte schulden meerdere vakanties vierde met zijn nieuwe vriendin. 

Skip was door dolle heen als hij zijn baasje zag, maar het baasje gunde hem geen blik meer waardig waarop Skip met de staart tussen de poten afdroop. Desalniettemin bleef hij enthousiast naar het raam rennen als hij een auto hoorde stoppen. Maar meestal was dat niet het baasje, die hem toch niet meer wilde, ondanks zijn aanvankelijke beloften dat hij deel wilde blijven uitmaken van Skip's leven. Leugen na leugen. Ik kon het niet meer aanzien en ik verzocht hem niet meer langs te komen. Heel langzaam kon Skip toen wennen dat het baasje verdwenen was. Geen teleurstelling meer. 

We sleepten elkaar er doorheen. Onze band was sterker dan ooit geworden. We waren op elkaar aangewezen. Alles was een overwinning, ons leven terugvechten. Samen lieten we onze plek achter die we zo liefhadden en waar de zielen huisden van wie we kwijtgeraakt waren. Ik vond een ander huis. Wekenlang verdween ons oude leven in verhuisdozen en hij begreep wat er komen ging. Samen namen we op de laatste dagen afscheid van onze prachtige omringende natuur. Nog een keer hierheen, nog een keer daarheen, dag papa... Het sneeuwde in April.

Ook die verhuisdag deden we samen. Het spijt me dat ik niet meer vrolijk was, en dat hij maar bleef kwijtraken. Ook op onze nieuwe plek waar we al na een paar weken de konijnen kwijtraakten die niet konden wennen en van de stress het leven lieten. Dat ik 48 kilo wegend door post-covid niet kon wat ik wilde. Dat mensen niet begrepen hoe moeilijk het soms was om alles kwijt te raken en opnieuw te beginnen, en ons ook weer in de steek lieten. 

Hij was waaks geworden sinds ik alleen was. De man des huizes. Hij beschermde. Aan zijn blaf hoorde ik wat er aan de hand was. We waren op elkaar afgestemd en op elkaar aangewezen. We vonden nieuwe rituelen in ons leven, nieuwe plekken om samen naartoe te gaan. En toen alles tot rust kwam had hij nog jaren onbezorgd moeten leven.

Zoals ik had gevreesd liep zijn hypersensitieve en intelligente brein na 11 jaar over van informatie, en wellicht ook van te veel verdriet. 

De enige troost die ik heb is dat hij zich daarboven in heel goed gezelschap bevindt. Maar net als bij mijn vader, had er nog een mooie zorgeloze eindfase moeten komen.  Het was nog niet klaar. Als iemand dat verdiend had, dan was Skip het wel. Hij was te goed voor deze wereld. 

















































Reacties

Populaire posts van deze blog

Het laatste maanlicht

Nooit meer thuis

Amsterdam nights (1)