Lieve opa
Normaal zou je vandaag, of een dezer dagen want de post is ook niet meer wat het geweest is, een verjaardagskaart van mij ontvangen. Eentje die ik weken tevoren had uitgezocht. Iets dat vrolijk maakt, iets geks, iets van mij aan jou, soms een megagrote kaart om je te verbazen, soms met een onverwacht muziekje om je te laten lachen.
Als kind at ik tussen de middag bij jou. Mijn boterhammen met hagelslag sneed je netjes voor me in partjes, mijn eeuwige glas cola ernaast. Geen hond die daar destijds moeilijk over deed. En jij zat tegenover me, alvast de aardappelen te schillen boven een krant, vertellend over vroeger en wat er gebeurde in de wereld, wat oma aan het doen was, en wat dies meer zij. Ik luisterde graag, terwijl we uit het grote raam keken, over het kanaal, de schepen in de verte in de haven konden zien liggen. Soms een stilte, die je opvulde met een sissend melodietje tussen je tanden door, altijd hetzelfde deuntje.
Jaren ervoor zaten we ook zo, maar toen legde je nog de elpee van Dikkertje Dap op de platenspeler, want daar was ik gek op. Je zorgde voor het huis, voor het eten, voor oma, voor de kleinkinderen, met een onaflatende toewijding. De buitenwereld wist je alles over via de televisie en de krant, maar niet uit ervaring, want daar kwam je allang niet meer. Later had je gewild dat je had kunnen reizen, keek je naar National Geographic, naar plaatsen op de wereld die je met eigen ogen had willen zien. Maar jij zag elke dag de zee vanuit je nieuwe raam, de tafel en jouw spulletjes nog altijd dezelfde als die er al tientallen jaren opgesteld stonden, binnen handbereik. Alleen het pillendoosje was nieuw. En de verhalen over vroeger gingen steeds verder terug in de tijd, in onze eeuwenoude taal waarmee ik opgroeide maar nu nooit meer hoor.
"Verveelt dat uitzicht nou niet?" vroegen mensen je vaak. "Nee, de zee is elke dag anders." zei je dan. Een mooier uitzicht kon je niet treffen.
En stiekem, terwijl je peinzend over die zee moet hebben uitgekeken, schreef je gedichten. Over eenzaamheid en over het gemis van oma.
De laatste keer dat ik in je ogen keek hield je het niet droog bij het gedag zeggen. De blauwe ogen roodomrand. Een gebroken oude lieve man, die met 96 jaar wel genoeg had geleefd, maar wiens lijf het maar niet opgaf. Bij ons laatste afscheid hoorde je me wel, je probeerde je ogen te openen, maar je vastbeslotenheid had je toen al te ver gebracht. Het was goed zo. Eindelijk rust.
Lieve opa, nergens voelde ik me zo thuis en gewenst als aan die eettafel bij jou, het rustpunt van mijn jeugd. Ik stuur een kusje naar boven. Vangen!
Reacties
Een reactie posten