Amsterdam nights (2)
Als ik net de Magere Brug over ben verworden de regendruppels tot pijpenstelen. Ik houd de papieren setlist zo goed mogelijk beschermd onder mijn vest, maar afdoende is dat niet. Het gaat harder en harder gieten. Ik loop snel door de donkere straten van Amsterdam, zoekend naar een plek om te schuilen. Dan zie ik een café, zo'n echte Amsterdamse kroeg. Zal ik..? Ik tuur naar binnen en het zit stampvol. Ik loop er voorbij, dit is zó out of my comfort zone. Op de setlist verschijnen natte plekken. Ik loop terug en stap de drempel over een wereld in die mij onbekend is.
Het is smal, alle tafeltjes zijn bezet, wat een drukte, terwijl ik steeds verder naar achter loop. Aan de bar zijn twee krukken leeg. Ik vraag aan de man ernaast of deze nog vrij zijn. "Ja, tuurlijk! Ga zitten!", terwijl hij uitnodigend zijn jasje van de kruk naast hem weghaalt. Een echte Amsterdammer, dat hoor ik meteen. Hij stelt zich voor als T. "Emma", zeg ik. Ik ga zitten en bestel een wit wijntje. Terwijl de barman een glas droogt noemt hij drie keuzes. "De Chardonnay, alsjeblieft," antwoord ik. Hij heeft geen goed glas ervoor, maar uit het glas dat hij tevoorschijn tovert, smaakt -ie er niet minder om. "Of deze, kan ook," en houdt een heel ander vreemd glas voor mijn neus.
"Doe de eerste maar." Glimlachend denk ik aan mijn vader die altijd hetzelfde grapje maakte over welk glas hij zou gebruiken voor mijn wijntje.
De setlist ligt veilig en droog op de bar, mijn Chardonnay ernaast. De Amsterdammer naast me en ik raken in gesprek. "Het gíet buiten, ik zocht een plek om droog te blijven, dus zodoende." Hij komt hier vaker, zegt hij. Het duurt nog wel even voor mijn taxi komt. Hij vraagt waar ik woon, maar daar heeft hij nooit van gehoord. "Niet al te ver van Den Bosch", verduidelijk ik. Hij heeft vrienden in Eindhoven. "Dus als je straks terugrijdt ga je die brug van Zaltbommel over?" "Yep." "Hoe heet 'ie ook alweer..naar die dichter.." "De Martinus Nijhoff-brug." "Ja, die kon mooi schrijven. Ken je dat gedicht over de brug van Bommel?" Ik moet bekennen dat ik het niet ken, maar ik zal hem thuis googelen. We praten gezellig, van alles en nog wat aan gespreksonderwerpen passeren de revue. Ik word voorgesteld aan vrienden die in de tussentijd het café binnenkomen. Alles is ongedwongen, amicaal. Ik mag er zijn, op een plek waar ik dacht vreemde blikken te krijgen. Ik ben als iedereen.
"Mijn vader komt uit Amsterdam. Hij zat vroeger regelmatig in dit soort café's. Hij kijkt nu vast vanaf zijn wolkje naar beneden en is trots dat zijn dochter aan de bar van een Amsterdamse kroeg zit te kletsen, dat weet ik zeker" , laat ik vallen als mijn glas bijna leeg is. Zijn vader is er helaas ook niet meer. Serieuze shit, maar de toon blijft opgewekt, zo is het leven. T. vraagt hoe mijn vader heette. "Jan," zeg ik. "Achternaam?" Niemand kan dat ooit wat schelen, hij is de eerste die ernaar vraagt. Ik noem zijn achternaam en hij spreekt hem bedachtzaam uit, en daarna een tweede keer met zekerheid in zijn stem. Voor het eerst sinds zijn overlijden hoor ik mijn vader's volledige naam uitgesproken worden. Wordt zijn bestaan na zes jaar weer bevestigd, op een plek als deze nog wel, en door deze sympathieke Amsterdammer met hetzelfde Amsterdamse accent als hij had. Dat ik hier beland ben, en dit moment, dat moest zo zijn.
"Doe nog maar een Chardonnay", zeg ik tegen de barman, "Zet maar op mijn rekening", voegt T. er aan toe. We praten gezellig verder. Ik zou nog uren kunnen blijven zitten. Ik neem me voor hier terug te keren. Als het moment komt om te gaan, geven we elkaar spontaan een knuffel.
"Als je straks over die brug rijdt hè, denk dan even aan mij."
"Zal ik doen."
Deze avond heb ik Amsterdam in mijn hart gesloten.
De moeder de vrouw
Ik ging naar Bommel om de brug te zien'
Ik zag de nieuwe brug. Twee overzijden
die elkaar vroeger schenen te vermijden,
worden weer buren. Een minuut of tien
dat ik daar lag, in 't gras, mijn thee gedronken
mijn hoofd vol van het landschap wijd en zijd-
laat mij maar midden uit de oneindigheid
een stem vernemen dat mijn oren klonken
Het was een vrouw. Het schip dat zij bevoer
kwam langzaam stroomaf door de brug gevaren,
Zij was alleen aan dek, zij stond bij 't roer.
en wat zij zong hoorde ik dat psalmen waren.
O, dacht ik, o, dat daar mijn moeder voer.
Prijs God, zong zij. Zijn hand zal u bewaren.
- Martinus Nijhoff
Reacties
Een reactie posten