Scheveningen

 Ontspannen ergens naartoe reizen kan ik niet. Altijd voel ik een vorm van spanning. Op een uitzondering na: als ik naar huis ga. Dat wil zeggen: naar Den Haag. Beter: Scheveningen. Als ik de haagse skyline zie opdoemen, even later het Malieveld passeer, daalt er een rust over me neer en tegelijkertijd het enthousiasme. Ik ben thuis! Het Kurhaus komt in zicht. Ik weet de beste plek om te parkeren. Hij kijkt met argusogen al naar het reuzenrad waar we straks in zullen zitten. Ik loop snel richting strand, ik sleur hem mee de weg over "dáárheen!". En dan zie ik daar de zee. Voeten op de traptreden, voeten op de boulevard. Rondkijken. Het is stralend weer. Om me heen leeft de wereld volop. Normaal ren ik meteen het strand op, maar vandaag eerst naar de Pier en het reuzenrad in. Even later zitten we hoog boven zee.  Er vliegt een meeuw vlak langs het raam. Ik kan hier uren zitten. Maar dat kan ik ook op het strand en daar gaan we nu heen. Schoenen uit, zand. Schelpen. Snel opgerolde broekspijpen. Water. Pootje baaien. Eigenlijk wil ik zwemmen. Er staat een oostenwind, er liggen kwallen op het strand tot grote fascinatie van toeristen. En hoewel ik er niet van opkijk, maak ik toch een foto, want ik heb ze al een paar jaar niet gezien. We lopen. Tussen de meeuwen door, onder de meeuwen door, in het gekrijs van die vogels die ik ooit vervloekte als ze voor dag en dauw de vuilniszakken op de ophaaldag aan gort kwamen scheuren en de inhoud over de trottoirs bezaaid lag. Toeristen, surfers, een klein jongetje met een emmertje in het zand, een eenhoorn die door een meisje in het water wordt gezet, verliefde stelletjes, zoals wij. Nog even zitten, ik wil nog geen afscheid nemen. Ik voer de meeuwen kruimels van mijn Liga, en al snel staan er een heleboel om mij heen, ruziemakend met elkaar. Mensen filmen het tafereel.

Over de boulevard flaneren. Al die mensen, zo verschillend maar allemaal genietend. Ik koop eindelijk, aan het einde van de zomer, een strohoed. Blij ga ik weer naar buiten waar hij op me wacht. Hoed is goedgekeurd. We moeten opschieten, de parkeerkosten zijn al verlopen. Ik ga toch nog even terug om naar die ene jurk te kijken maar ik koop hem niet. Nog steeds spijt van. Als ik de winkel weer uitkom, staat hij te wachten met mijn strohoed op zijn hoofd. Hij kan alles hebben.

"Ik heb je nog nooit zo gelukkig gezien." En zo voel ik me ook. 

Snel terug naar de auto. Geen boete. Deze plek zal ik nooit prijsgeven. Op naar het beloofde broodje gestoomde makreel aan de haven. Ze gaan al bijna sluiten, broodjes is alles wat ze nog kunnen serveren. Komt dat goed uit. Ze bevallen goed. We willen er allebei nog wel eentje. De klanten voor me worden weggestuurd want het is sluitingstijd. De uitbater zegt zacht dat ik even moet wachten tot ze weg zijn. En dan zorgt hij voor een tweede portie. "Ik zou hier nooit weggaan, nooit" laat hij vallen in ons korte gesprek. "Ik nu ook niet meer" antwoord ik. 

Tien jaar heimwee gaat je niet in de koude kleren zitten.

Als laatste is het Zuiderstrand aan de beurt, het échte strand. Óns strand. Hier is het niet zo toeristisch. Het begint de schemeren, de zon hangt vlak boven zee. We banjeren langs de vloedlijn. De zee hier is veel wilder. Dan lopen we het havenhoofd op, tot het einde uiteraard. "Kijk uit!"als ik de basaltblokken op spring, mijn plekje, om midden in de zee te zitten met het mooiste uitzicht. Inwendig lach ik. Hoe vaak heb ik deze sprong wel niet gemaakt in mijn leven? 

Ik tuur over het water naar de ondergaande zon, de zee klotst tegen de blokken en spat omhoog. Intense vrede, ik ben thuis. Met wat roots via mijn vader in Gelderland, wat verklaart dat ik me ook goed voel in het landelijke leven. Ik kijk naar overkant die ik niet kan zien, en bedenk me dat er nog een klein deel van mijn wortels daar ligt. Ik denk aan The Queen..nog niet wetende dat.

Maar hier ben ik geboren en getogen, stammend uit generaties van vissers, opgegroeid toen de klederdracht nog met regelmaat te zien was, en met de taal die ik sinds het overlijden van mijn opa nooit meer hoor spreken,  de zee zit in mijn bloed, de herinneringen in mijn hoofd. Als het kon, zou ik teruggaan. Maar die dag gaat komen, spreek ik met mijzelf af.  En hier zal ook mijn laatste rustplaats zijn. In hart en nieren, voor altijd, geen ontkomen aan. 



Reacties

Populaire posts van deze blog

Het laatste maanlicht

Nooit meer thuis

Skip