Rennen
We missen ons strandje, mijn hond en ik. Waar hij zonder angst voor auto's lekker kon uitrazen, pootjebaden, uit de rivier drinken, en mij zelfs een keer in zijn enthousiasme zo ver mee liet lopen dat ik Google Maps nodig had om uit te vogelen waar we ons inmiddels bevonden en hoe we terug moesten lopen. Hier is in de nabije omgeving geen gelegenheid om hem los te laten rennen. Wandelen door de polder kunnen we eindeloos, maar het risico van een auto die er opeens aankomt is er altijd.
Er komt ook veel op zijn bordje. Zijn ex-baasje had geen interesse meer in onze gezamenlijke huisdieren, en dus ook niet in hem, het liefste hondje op aarde wat we samen vanaf pup hadden grootgebracht. Groot is hier overigens relatief. Hij heeft vooral een heel groot hart.
Mijn hondje bleef bij mij, accepteerde mijn verdriet, leidde me de eerste weken tijdens het uitlaten de weg, liep stoer voorop. Daar gaan we heen. Zo moeten we lopen. Want het dagelijks uitlaten was altijd de taak van mijn ex geweest. Accepteerde in al zijn goedheid dat ik hem door mijn migraineaanvallen niet altijd kón uitlaten, en nam dan genoegen met de tuin. Je zag dat hij het begreep. Met die liefdevolle blik. Mijn ergotherapeut die me leerde hoe ik mijn energie het beste kon verdelen in deze nieuwe situatie en die zelf een fervent hondenliefhebber was, zei het ook: hij begrijpt alles. Je doet wat je kan en dat weet hij. Soms zat ik in tranen dat ik hem niet alles kon geven wat hij verdiende.
En dan een ingrijpende verhuizing, bijna 9 jaar is hij. En we hebben dit allemaal samen gedaan, deze verdomd moeilijke periode. Hij zeurt niet, hij is lief voor iedereen, gek op alle dieren, nul komma nul jachtinstinct, iedereen vindt hij lief, en heeft een verbazingwekkend gps-systeem in zijn koppie zitten.
Hij moet kunnen rennen besluit ik.
We lopen op een rustige landweg, waar toch eens in de tien minuten een auto rijdt. Ik maak hem los van de riem, maar dit is een weg, snapt hij, dus hij rent niet. Slimpie. Dan gaan we samen rennen! Ik begin te rennen en hij rent mee. Samen rennen we, af en toe kijkt hij naar me, met een blije blik, tong uit zijn bek, hij vindt het geweldig! Rennen zo hard als we kunnen, naast elkaar. "Tot de kruising!"roep ik. Daar stoppen we. Hij straalt. Dit moeten we vaker doen.
De weg terug lopen we. Opeens stopt hij, gaat vervolgens diep de berm in. Er ligt een overleden kat. Dit is al de tweede die we samen vinden. Hij vindt, ik bel de dierenambulance. Hij houdt van dieren, hij ontfermt zich erover. Hij kent de dood, we zijn er al zoveel kwijtgeraakt samen. En dan waakt hij bij het overleden dier, een hele nacht als het nodig is. Gaat dan samen met mij de tuin in om het dier te begraven, ik schep en hij staat ernaast. Nog een keer kijken in het kistje. Dag.
Als het gat is dichtgegooid zitten we dan samen nog even.
Hij wil alle dieren beschermen, of ze nu leven of dood zijn. Maar ook mensen. Hij zou een goede hulphond geweest zijn. "Het is een heel bijzonder hondje, daar mag niks mee gebeuren"zei mijn vader op zijn sterfbed. Mijn hond naast hem.
Eigenlijk is hij al een hulphond; die van mij.
Reacties
Een reactie posten